Tectura Tuinbouwschool Melle

3de graad Natuur- en Groentechnische Wetenschappen

Raadpleeg hier de lessentabellen voor deze richting in Tectura Tuinbouwschool Melle.

NATUUR- EN GROENTECHNISCHE WETENSCHAPPEN

Door het duidelijke evenwicht tussen het aanbieden van theoretische basiskennis enerzijds en pragmatisch doe-onderwijs anderzijds, beantwoordt de studierichting helemaal aan het profiel van de TSO-leerling. Wie graag de handen uit de mouwen steekt en de natuur vanuit wetenschappelijke hoek wil benaderen, zal zich in deze studierichting als een vis in het water voelen.

De school biedt deze studierichting aan na een scherpe analyse van de noden en tewerkstellingsprofielen binnen de groene sector. Blijkt dat vandaag vooral de dienstensector (groenaanleg en –onderhoud) en het natuurbeheer de grootste tewerkstellingsmogelijkheden bieden. “Natuur- en groentechnische wetenschappen” is een langetermijnoplossing, waarbij tewerkstelling en een degelijke opleiding binnen het vakgebied land- en tuinbouw hand in hand gaan.

De studierichting biedt een ruim pakket basiswetenschappen aan, die bedoeld zijn als ondersteuning van richtingspecifieke vakken: wiskunde, toegepaste chemie, toegepaste biologie, toegepaste fysica en toegepaste aardrijkskunde. De basisbegrippen ecologie worden bijgebracht vanuit waarnemingen op het terrein. Tijdens biotoopstudies leren de leerlingen met behulp van specifieke technieken een wetenschappelijke studie maken van het te onderzoeken ecosysteem: terrestrische milieus in het 1ste leerjaar, aquatische milieus in het 2de leerjaar van de 3de graad. Deze studie omvat : terreinbeschrijving, cartografie, het meten van abiotische parameters, vegetatieopname en –studie, nomenclatuur, faunaonderzoek, monitoring, … . Van het de biotoopstudie naar het vak biodiversiteit is het maar een kleine sprong. Van de vele waargenomen organismen worden een aantal typevoorbeelden uitgediept en trachten we op basis van morfologische, anatomische en ecologische eigenschappen de planten, zwammen, dieren en zelfs micro-organismen systematisch in te delen. Hierbij maken we gebruik van hulpmiddelen zoals microscopen, binoculaire loepen en verrekijkers. In het onderdeel natuur- en landschapsbeheer worden biotoopgebonden beheertechnieken aangeleerd. Hoe men beheerplannen moet interpreteren en het evalueren en bijsturen van natuurinrichtingsprojecten, komen eveneens aan bod.

De thema’s die daarbij in het eerste leerjaar aan bod komen zijn graslandbeheer, beheer van ruigten en zomen, beheer van kleine landschapselementen, wegbermbeheer, bosbeheer en heidebeheer. In het tweede leerjaar komen aan bod: beheer van beken en rivieren, beheer van poelen, vijvers en moerassen, beheer van mariene ecosystemen, beheer van slikken en schorren, en ecologisch beheer van openbaar groen. Door het aansluitend karakter van de richtingspecifieke vakken, brengen we de leerstof projectmatig over en worden sommige vakken in duo-teaching bijgebracht.

De praktijkervaring die op het terrein opgedaan wordt, is op zijn minst even belangrijk als de theoretische inzichten. De leerlingen leren zelfstandig, door al dan niet gebruik te maken van machines, een aantal beheermaatregelen op het terrein uitvoeren. Bijgevolg maken zowel het verstrekken van een basisopleiding over de werking van motoren als het correct en op een veilige manier hanteren en onderhouden van werktuigen, toestellen en machines deel uit van de opleiding.

De thema’s die daarbij in het eerste leerjaar aan bod komen zijn graslandbeheer, beheer van ruigten en zomen, beheer van kleine landschapselementen, wegbermbeheer, bosbeheer en heidebeheer. In het tweede leerjaar komen aan bod: beheer van beken en rivieren, beheer van poelen, vijvers en moerassen, beheer van mariene ecosystemen, beheer van slikken en schorren, en ecologisch beheer van openbaar groen. Door het aansluitend karakter van de richtingspecifieke vakken, brengen we de leerstof projectmatig over en worden sommige vakken in duo-teaching bijgebracht.

De praktijkervaring die op het terrein opgedaan wordt, is op zijn minst even belangrijk als de theoretische inzichten. De leerlingen leren zelfstandig, door al dan niet gebruik te maken van machines, een aantal beheermaatregelen op het terrein uitvoeren. Bijgevolg maken zowel het verstrekken van een basisopleiding over de werking van motoren als het correct en op een veilige manier hanteren en onderhouden van werktuigen, toestellen en machines deel uit van de opleiding.

STAGE EN GIP

In de loop van het 2e leerjaar van de 3e graad doorlopen de leerlingen gedurende twee weken een blokstage in een bedrijf, vzw, overheidsinstelling, onderzoekscentrum, … In hetzelfde jaar maken de leerlingen een geïntegreerde proef, waaraan gedurende het hele schooljaar gewerkt wordt. Het gaat om persoonlijk werk dat is opgevat als een sprekend voorbeeld van vakoverschrijdend leren en zelfstandig begeleid werken. Behalve beroepsvaardigheden worden ook manuele vaardigheden, algemene kennis en communicatievaardigheid geëvalueerd.

 

 

 

De directe instroom is die van leerlingen van de 2e graad TSO Plant-, dier- en milieutechnieken of Biotechnische wetenschappen. Leerlingen uit ASO of andere studiegebieden TSO kunnen met reële kans op slagen de 3e graad aanvatten, als ze bereid zijn een extra inspanning te leveren om zich bij te werken of over een voldoende basiskennis van de wetenschappen beschikken.

Algemeen

NATUUR- EN GROENTECHNISCHE WETENSCHAPPEN

Door het duidelijke evenwicht tussen het aanbieden van theoretische basiskennis enerzijds en pragmatisch doe-onderwijs anderzijds, beantwoordt de studierichting helemaal aan het profiel van de TSO-leerling. Wie graag de handen uit de mouwen steekt en de natuur vanuit wetenschappelijke hoek wil benaderen, zal zich in deze studierichting als een vis in het water voelen.

De school biedt deze studierichting aan na een scherpe analyse van de noden en tewerkstellingsprofielen binnen de groene sector. Blijkt dat vandaag vooral de dienstensector (groenaanleg en –onderhoud) en het natuurbeheer de grootste tewerkstellingsmogelijkheden bieden. “Natuur- en groentechnische wetenschappen” is een langetermijnoplossing, waarbij tewerkstelling en een degelijke opleiding binnen het vakgebied land- en tuinbouw hand in hand gaan.

De studierichting biedt een ruim pakket basiswetenschappen aan, die bedoeld zijn als ondersteuning van richtingspecifieke vakken: wiskunde, toegepaste chemie, toegepaste biologie, toegepaste fysica en toegepaste aardrijkskunde. De basisbegrippen ecologie worden bijgebracht vanuit waarnemingen op het terrein. Tijdens biotoopstudies leren de leerlingen met behulp van specifieke technieken een wetenschappelijke studie maken van het te onderzoeken ecosysteem: terrestrische milieus in het 1ste leerjaar, aquatische milieus in het 2de leerjaar van de 3de graad. Deze studie omvat : terreinbeschrijving, cartografie, het meten van abiotische parameters, vegetatieopname en –studie, nomenclatuur, faunaonderzoek, monitoring, … . Van het de biotoopstudie naar het vak biodiversiteit is het maar een kleine sprong. Van de vele waargenomen organismen worden een aantal typevoorbeelden uitgediept en trachten we op basis van morfologische, anatomische en ecologische eigenschappen de planten, zwammen, dieren en zelfs micro-organismen systematisch in te delen. Hierbij maken we gebruik van hulpmiddelen zoals microscopen, binoculaire loepen en verrekijkers. In het onderdeel natuur- en landschapsbeheer worden biotoopgebonden beheertechnieken aangeleerd. Hoe men beheerplannen moet interpreteren en het evalueren en bijsturen van natuurinrichtingsprojecten, komen eveneens aan bod.

De thema’s die daarbij in het eerste leerjaar aan bod komen zijn graslandbeheer, beheer van ruigten en zomen, beheer van kleine landschapselementen, wegbermbeheer, bosbeheer en heidebeheer. In het tweede leerjaar komen aan bod: beheer van beken en rivieren, beheer van poelen, vijvers en moerassen, beheer van mariene ecosystemen, beheer van slikken en schorren, en ecologisch beheer van openbaar groen. Door het aansluitend karakter van de richtingspecifieke vakken, brengen we de leerstof projectmatig over en worden sommige vakken in duo-teaching bijgebracht.

De praktijkervaring die op het terrein opgedaan wordt, is op zijn minst even belangrijk als de theoretische inzichten. De leerlingen leren zelfstandig, door al dan niet gebruik te maken van machines, een aantal beheermaatregelen op het terrein uitvoeren. Bijgevolg maken zowel het verstrekken van een basisopleiding over de werking van motoren als het correct en op een veilige manier hanteren en onderhouden van werktuigen, toestellen en machines deel uit van de opleiding.

De thema’s die daarbij in het eerste leerjaar aan bod komen zijn graslandbeheer, beheer van ruigten en zomen, beheer van kleine landschapselementen, wegbermbeheer, bosbeheer en heidebeheer. In het tweede leerjaar komen aan bod: beheer van beken en rivieren, beheer van poelen, vijvers en moerassen, beheer van mariene ecosystemen, beheer van slikken en schorren, en ecologisch beheer van openbaar groen. Door het aansluitend karakter van de richtingspecifieke vakken, brengen we de leerstof projectmatig over en worden sommige vakken in duo-teaching bijgebracht.

De praktijkervaring die op het terrein opgedaan wordt, is op zijn minst even belangrijk als de theoretische inzichten. De leerlingen leren zelfstandig, door al dan niet gebruik te maken van machines, een aantal beheermaatregelen op het terrein uitvoeren. Bijgevolg maken zowel het verstrekken van een basisopleiding over de werking van motoren als het correct en op een veilige manier hanteren en onderhouden van werktuigen, toestellen en machines deel uit van de opleiding.

STAGE EN GIP

In de loop van het 2e leerjaar van de 3e graad doorlopen de leerlingen gedurende twee weken een blokstage in een bedrijf, vzw, overheidsinstelling, onderzoekscentrum, … In hetzelfde jaar maken de leerlingen een geïntegreerde proef, waaraan gedurende het hele schooljaar gewerkt wordt. Het gaat om persoonlijk werk dat is opgevat als een sprekend voorbeeld van vakoverschrijdend leren en zelfstandig begeleid werken. Behalve beroepsvaardigheden worden ook manuele vaardigheden, algemene kennis en communicatievaardigheid geëvalueerd.

 

 

 

Wie kan instappen

De directe instroom is die van leerlingen van de 2e graad TSO Plant-, dier- en milieutechnieken of Biotechnische wetenschappen. Leerlingen uit ASO of andere studiegebieden TSO kunnen met reële kans op slagen de 3e graad aanvatten, als ze bereid zijn een extra inspanning te leveren om zich bij te werken of over een voldoende basiskennis van de wetenschappen beschikken.

Studieverloop

De leerlingen die slagen in het 2e leerjaar van de 3e graad TSO Natuur- en groentechnische wetenschappen behalen het diploma secundair onderwijs. De opleiding geeft tevens een aanzet tot het behalen van het attest Bedrijfsbeheer. Dit attest kan men behalen in de Se-n-se 3e graad TSO Agro- en groenbeheer als men slaagt voor het vak Bedrijfsbeheer, dat gegeven wordt in het 2e leerjaar van de 3e graad en de Se-n-se 3de graad TSO Agro- en groenbeheer.

Toekomstperspectieven

De opleiding Natuur- en groentechnische wetenschappen bereidt de leerlingen voor op

  • een functie in de dienstensector (groenbeheer, natuurbeheer);
  • het leiden van een eigen bedrijf;
  • het volgen van een Se-n-se 3e graad TSO Agro- en groenbeheer (dit specialisatiejaar Secundair-na-secundair wordt ingericht op onze school);
  • hoger onderwijs (professioneel gerichte bachelor): de opleidingen bachelor Agro- en biotechnologie (afstudeerrichtingen landbouw, groenmanagement), bachelor landschaps- en tuinarchitectuur, bachelor chemie (milieuzorg) sluiten het best aan bij deze opleiding;
  • een vervolgopleiding voor natuur- en boswachter (attest bosbekwaamheid).

Lessentabellen